Luchtkwaliteit is in deze dagen een steeds belangrijker onderwerp van discussie; denk maar aan de CO2 opslag, het teveel aan stikstof neerslag in de natuur en bijvoorbeeld de hoeveelheid fijnstof rond de hoogovens bij IJmuiden.
Ook in de directe woonomgeving komt de discussie over luchtkwaliteit voor. De romanticus onder ons die houdt van een vuurtje stoken op een mooie zomeravond of een gezellige winteravond bij de open haard en niet te vergeten de natuurman die zijn eigen hout hakt en zorgt voor vrouw en kind.
Het gebruik van open haarden, inzethaarden en houtkachels voor het (geheel of gedeeltelijk) verwarmen van woningen neemt de laatste jaren toe. Ook is er een toename van het gebruik van houtstook in tuinen (terraskachels e.d.), tuinhuisjes en schuren.
Er zit een keerzijde aan al deze vreugd; niet alleen voor de omwonenden ook voor de stoker en genieters van al deze romantiek.
Schone rook bestaat niet. Ook schoon hout produceert rook die klachten kan veroorzaken. Lucht met rook is ongezond op het moment dat de hoeveelheid schadelijke stoffen prikkelend is voor ogen, neus en keel en effecten heeft op de luchtwegen.
Het is echter aannemelijk dat chronische blootstelling aan rook ook schadelijk is wanneer deze effecten niet optreden, aangezien rook kankerverwekkende stoffen bevat. De kans op effecten neemt toe als mensen vaker worden blootgesteld. Het stoken van iets anders dan schoon hout betekent alleen meer kans op extra gevaarlijke stoffen in de rook.
Bij overlast kunnen zowel stoker als klager onaanvaardbaar gedrag vertonen. Informatie kan de situatie redden.